Caroline kwam binnen met een enorm schilderdoek. Ze kon het nauwelijks dragen, zo groot en zwaar was het. Met een diepe zucht zette ze het pontificaal voor me neer en keek me aan.
“Zo voel ik me dus,” zei ze.
Ik nam de tijd. Niet alleen om te kijken, maar om écht te voelen wat het schilderij met me deed.
Het werk bestond uit vele lagen, dat zag ik meteen. Voor mijn ogen stonden dikke, houten planken, ruw en knoestig, geschilderd in diepe, donkere tinten. Ze leken massief, onbeweeglijk. Als een barricade. Ik voelde een druk op mijn borst en merkte dat mijn adem stokte.
Mijn lichaam reageerde zoals het schilderij het me vertelde: verstarring, beklemming. Alsof er geen beweging mogelijk was. Mijn adem bleef hangen in een inademing, mijn spieren werden strak en gespannen. Ik keek naar Caroline en deelde wat er in mij gebeurde.
Ze knikte. “Ja,” zei ze, met een soort triomf. “Zo voel ik me dus.”
Ik wist dat er maar één weg was: doorademen.
Het eerste licht
Ik voelde mijn voeten stevig op de grond en bracht mijn aandacht naar de warmte in mezelf. De stroom van liefde en zachtheid die altijd ergens aanwezig is, al is het diep verborgen.
Ik bleef ademen, diep en rustig, terwijl mijn blik op het schilderij bleef.
En toen… gebeurde er iets.
Tussen de zware houten planken zag ik iets veranderen. Heel subtiel, nauwelijks zichtbaar in eerste instantie. Maar het was er: een lichtstraaltje.
Warm. Rood en geel.
Zachtjes draaide ik me naar Caroline en zei: “Ik zie achter de planken iets heel anders. Daar moet iets moois zijn. Je kunt het nog niet helemaal zien, maar kijk eens door die kier, links van het midden… daar zie ik iets.”
Een opening naar verlangen
Caroline aarzelde. Maar toen boog ze zich iets voorover, haar ogen volgden mijn blik. Alsof ze zich met haar hele wezen door die kleine opening wurmde. En op dat moment…
De tranen kwamen.
Haar ademhaling veranderde. Ze keek, niet meer naar het zware hout, maar erdoorheen.
Een landschap, haar landschap, verscheen aan de andere kant. Ze kon het nog niet aanraken, misschien zelfs nog niet helemaal begrijpen, maar het was er. Een plek die altijd al had bestaan, maar die ze niet kon zien.
De planken bleven. Ze hadden haar beschermd, jarenlang. Maar ze hielden haar ook tegen.
Nu begon er iets te stromen. Niet alleen de tranen, maar ook haar verlangen.
En dat was het begin van iets nieuws.
We waren weer op weg.