Inez zit voor me, diep weggedoken in de kussens. Ze zoekt het donker, alsof ze er even onzichtbaar kan zijn.
“Wat zit je daar nou?” vraag ik haar, mijn toon zacht maar nieuwsgierig. “Het is hier niet zo naar hoor, ik ben er. Je bent niet alleen. Alles is welkom. Jij bent welkom.”
Ze kijkt me aan, haar blik nog voorzichtig. Maar ik ken haar inmiddels langer dan vandaag. Ik weet dat achter dit donkere hoekje een vrouw zit die, na onze sessies, vaak stralend naar buiten loopt, haar energie weer teruggevonden.
“Bij jou mag dat,” zegt ze na een tijdje. “Bij jou mag ik even mezelf zijn. Dat is anders dan op mijn werk. Daar moet ik heel serieus zijn, het is zwaar… ik heb een verantwoordelijke baan. Ik ben dokter en behandel mensen die ongeneeslijk ziek zijn.”
Ik voel haar woorden binnenkomen, zwaar en tegelijk kwetsbaar. Ik graaf in mijn eigen herinneringen, op zoek naar iets dat de lucht lichter kan maken. En dan schiet me iets te binnen:
Het was jaren geleden. Ik lag zelf in het ziekenhuis, een levensbedreigende ontsteking hield me daar vast. Grote zakken vloeistof stonden naast me klaar om aan mijn lijf gekoppeld te worden. Ik keek de dokter aan en vroeg hem, eerlijk en een beetje bang: “Is dit eng?”
De dokter wees naar een voorbijlopende verpleegkundige en zei droog: “Zij in haar onderbroek, dát is pas eng!”
Ik lach nog steeds als ik eraan denk. Maar belangrijker: die dokter bracht me op dat moment iets onbetaalbaars. Licht in mijn donker.
Ik deel dit verhaal met Inez. Terwijl ik vertel, merk ik hoe haar blik verandert. Ze ziet iets in mijn ogen, iets wat haar geruststelt. Misschien voelt ze dat ik weet waarover ik praat. Dat ik de zwaarte herken, maar ook hoe belangrijk het is om ruimte te maken voor licht.
Ze begint te praten. Over haar moeder, die vroeger ook altijd hard werkte. Als haar moeder over werk sprak, kreeg ze een bepaalde toon, een gewichtigheid. Als kind had Inez besloten: werk is zwaar, werk is serieus. Zo hoort het te zijn.
Ik kijk haar aan. “Zo deed je moeder het. Maar hoe zou jij het willen doen? Hoe zou je je dagen willen beleven, zodat je ook kunt genieten van wat je doet? Je werk is prachtig, Inez. Je betekent zoveel voor anderen. Maar stel je voor hoeveel meer je kunt betekenen als je jezelf toelaat ook te genieten van je ontmoetingen. Niet alleen voor je patiënten, maar vooral voor jezelf.”
Er verschijnt een glimlach op haar gezicht. Een zachte glimlach, alsof er iets in haar verschuift. Ze vertelt hoe ze van haar patiënten kan houden, hoe ze hun menselijkheid ziet, zelfs als ze zelf het licht vergeten zijn.
En daar, in dat moment, voel ik het: het begin van iets moois. Misschien wel het begin van licht in haar donkere hoekje. Een keuze, een kans om haar werk – en zichzelf – anders te zien.
Want ja, zelfs in de zwaarste kamers, mag er ruimte zijn voor licht.